Het is vrijdagavond. Ik zit op de bank en ineens overvalt het me.. Mama, ik heb je nodig. Waar ben je? Ik lees de appjes door van ons aan elkaar, maanden tot zelfs jaren geleden. Al je adviezen, als ik weer eens een vraag had over een vlek in de bank, de zorg voor de kinderen, de juiste maat haaknaalden voor een kussenhoes of het verschil tussen zoet en hartig bladerdeeg. Het maakte niet uit, je had altijd een antwoord.
Al je zorgzame en geruststellende woorden. De periode waarin ik het zo moeilijk had met kleine Mees. Als onbegrijpelijk onrustige baby, die me leeg zoog aan energie, maar jij er altijd voor me was als rots in de branding. “Moet wennen en groeien, rustig aan”, zei je dan. “Maak geen grote plannen, neem zoals het komt.”
Dat je keer op keer vroeg hoe het met me ging als ik weer eens wat mankeerde, of ik wel naar de huisarts ging als ik me niet lekker voelde. Dat ik écht genoeg moest drinken als ik weer eens dagen hoofdpijn had, fruit eten en genoeg paracetamol. “Echt, doen hoor! En ga even op bed liggen, als het kan.”
Dat dus nooit meer…
Het is oneerlijk en zo niet te bevatten dat dat er niet meer is en nooit meer zal zijn. Geen maatje meer om spelletjes mee te spelen tijdens een logeerpartij, geen oma die door weer en wind trouw elke week een uur of 4 op één dag reist om een dag op haar kleinkinderen te kunnen passen, geen wijze raad bij welke vraag dan ook, geen hulplijn die dag en nacht voor me klaar staat en ga zo maar door.
Dat vertrouwde nest, die onvoorwaardelijke liefde, die zorgzame en betrokken moeder. De oudste dochter van oma, die ook al zo’n schat was. Mijn grote knuffelbeer, ook dat verdriet is nog altijd aanwezig. Maar jij, mama, jij kunt niet bij me weg gaan. Niet nu al, niet nu we alles net een beetje op de rit hebben en de tijd om van elkaars aanwezigheid te gaan genieten om de hoek ligt. Wie wordt nu mijn grote knuffelbeer…?
En het voelt zo onwerkelijk, want je bent er nog en aan de buitenkant lijkt het zo vaak alsof er niks aan de hand is. Alsof je zo uit je stoel opstaat en een kopje koffie haalt, een lekkere koek of zelfs een heel plateau met lekkere toastjes. Maar zo is het niet. Je zit er wel, maar je bent er niet. Opstaan lukt bijna niet meer, vragen hoe het met mij of met de kinderen gaat zeker niet. Soms kijk je me aan met een indringende blik, alsof je me om hulp vraagt. Alsof je toch op die manier wilt laten zien dat je blij bent om me dichtbij je te hebben. Maar ik moet daar zo aan wennen, dat dat alles is. Dat er niet meer zal komen dan dat en het zelfs alleen maar minder wordt.
Het is zo niet te bevatten, zo’n sterke zelfstandige vrouw, waar niks meer van over is. Als ik je zie zitten, hulpeloos en machteloos, lijdend omdat je geen kracht meer hebt om je slijm weg te slikken denk ik “zo hoeft het niet van mij”. Maar wie ben ik om dat te denken. Je bent m’n moeder. Je was er ook in mijn mindere periodes. Maar hoe jij ogenschijnlijk wel wist hoe je mij kon helpen, weet ik dat nu niet bij jou.
Gefaald door onmacht
En nu, nu moeten we je naar een verpleeghuis brengen, omdat wij de zorg niet meer aan kunnen. Omdat jij te zwak bent om nog langer thuis te kunnen wonen. Omdat het er niet veilig meer is. Het voelt als falen. Falen in de zorg die wij niet kunnen leveren. Na álle jaren dat jij er voor ons was. Dat hoeft niet, ik weet het, maar dat gevoel kun je simpelweg niet voorkomen. Het meeste falen voel ik in de onmacht. De onmacht om met je te praten, er een gezellige dag van te maken en je hetzelfde warme gevoel te geven als jij bij mij deed. Al die jaren.
Ik zie je zitten, vermoeid, hulpeloos met intens veel verdriet. Ik wil bergen voor je verzetten, maar weet niet wat ik moet, want ik ben hier nog niet klaar voor. Gisteren was ik nog kind en vandaag moet ik voor jou zorgen. Ik kan dat niet zo snel, mama.
Ik geef je zo nu en dan eens een extra kus als je in je stoel zit, leg mijn hand op je hand als je naast me aan tafel zit, sla een arm om je heen als je verdrietig bent. Hoe erg het ook is dat je daar niet meer op reageert, is dat het minste dat ik nog voor je kan doen. Maar ik zou zo graag met je willen praten, willen begrijpen wat je voelt, wat er in je omgaat. Een antwoord op de vraag hoe we je kunnen helpen, wat je nog zou willen en wie je liefst dichtbij je hebt. Maar die antwoorden komen er niet meer. Hoe moeilijk het ook is om me daarbij neer te leggen. Na slechts halve hulp geboden te hebben, zoals het voor mij voelt.
“Nu ik je meer dan ooit nodig hebt, ben jij opeens niet meer hier”
Zei ik tegen oma op de dag dat we haar naar haar laatste rustplaats brachten. Omdat ik destijds alleen was, net als zij. Me eenzaam voelde, maar enige troost vond bij haar, op de momenten dat ik bij haar was. Ditzelfde zeg ik nu tegen jou. Want ik heb je nodig, mama. Een arm om me heen en wijze raad hoe om te gaan met dit enorme verdriet om jou. Een stevige hand op deze moeizame en verdrietige weg.
Een weg die nog niet ten einde is. Ik sprokkel m’n laatste moed bij elkaar en probeer er nog het beste van te maken. Een laatste kans om jou alle liefde te geven die je verdient.
Alle liefs,
Desirée
❤❤❤
Geef een reactie