Zes weken inmiddels. Bijna zes weken zonder jou, mama. Ik probeer een weg te vinden in deze nieuwe realiteit. Na maanden van zorgen voor, maar vooral over jou, kwamen we ineens tot stilstand. En hoe ga je dan verder? Pak je je leven weer op, of neem je de tijd om te rouwen? En als je voor dat laatste kiest, hoe moet dat dan?
Na maanden van zorgen en verdriet, viel de grote last om jou te moeten zien lijden, angst voor wat nog komen ging, van mijn schouders. En was er niets meer dan ‘rust’. Eindelijk voelde ik weer rust en kalmte als ik bij je was, de rust van voor die verschrikkelijke ziekte. Je was er niet meer, maar het gevoel van kalmte overheerste alles. Eindelijk kon ik je weer ‘aankijken’, na al die maanden dat ik geen contact voelde, je van ons weg keek of voorover gebogen zat. Het was gek, maar je had naar mijn gevoel weer een ‘open blik’. Ook jouw gezicht straalde niet langer angst en verdriet uit, waar we zo lang tegenaan gekeken hadden. Geen angstige, hulpeloze blik in jouw ogen die ons keer op keer zo indringend aankeek, maar gewoon de mama, zoals je altijd geweest was. Ik voelde me weer op m’n gemak bij jou.
Ik hield je hand vast, wat ik zo vaak deed in de maanden ervoor. Toen je nog bij papa thuis was en later in het verpleegtehuis. In al die maanden wilde ik zo graag dichtbij je zijn. Naast je zitten, je vasthouden, een arm om je heen slaan. Ook in het verpleegtehuis deed ik dat zo vaak. Mijn hand op jouw hand, al was het de laatste weken met handschoentjes aan vanwege die stomme Corona. Nu zat je niet langer op een stoel of in en rolstoel, maar lag je in een kist en deed ik niets anders, een week lang. Jouw hand vasthouden, aaien, je losse, verouderde, maar nog altijd zachte huid. Ik keek zo vaak naar de nagels die ik op je verjaardag geknipt en gelakt had, niet wetende dat je er een dag later niet meer zou zijn. Een hand door je haar, een aai over je zachte wang, een kus op je voorhoofd. Ook al voelden je handen koud, zo voelden je handen wel vaker. Dus ook dat was vertrouwd. Anderen zeiden dat ze je niet herkenden, maar ik herkende je uit duizenden en vond het fijn om naar je te kijken. Ik deed nog eens wat lak in je haar, bracht wat krul terug zoals je zelf altijd belangrijk vond, het laatste wat ik voor je kon doen.
Zo nu en dan kwam in die week het verdriet. Zoals op een avond toen ik met zuslief samen bij je was. We zetten Taizé muziek op die ik in de laatste week in het verpleegtehuis nog samen met jou geluisterd had. Zittend op de grond naast jou in de rolstoel. 2,5 uur lang zat ik daar, jouw hand vast houdend, we keken elkaar aan. De muziek die ik in de maanden ervoor luisterde, elke keer als ik ging wandelen of hardlopen om m’n hoofd leeg te maken als ik thuis was. Als ik net bij je geweest was, of als ik er weer tegenop zag om bij je op visite te gaan. En ik wist, de dag waarop ik die muziek samen met jou in het verpleegtehuis luisterde, dat je niet lang meer bij ons zou zijn. Dat het me houvast zou geven voor later, als je er helemaal niet meer zou zijn.
En dat is nu.
Nu ben je er niet meer. Niet meer thuis, niet meer in het verpleegtehuis en ook niet daar op die rustige plek in het rouwcentrum. En ik weet niet goed hoe ik nu verder moet. De rust bleef overheersen de afgelopen weken en dat voelde niet goed. Je leeft niet meer, dus waar is het verdriet? Is de rouw al geweest in de maanden dat je ziek was? Omdat ik je te lang geleden al als moeder verloren ben? Ik denk eerder aan een geleidelijk proces van acceptatie van datgene dat we tot dan toe verloren waren, want tegelijkertijd was je er nog en waren we drukker dan ooit om voor jou te zorgen. Probeerden we je liefde te geven, zo goed en zo kwaad als het ging.
En nu, bijna een jaar nadat je je ziekte met me deelde, moet ik alsnog dat verlies een plekje zien te geven. Zoekend naar wat ik eigenlijk verloren ben. Wie was je voor je ziek werd? De beelden van de afgelopen tijd overheersen. Die laatste twee dagen, ik krijg ze niet uit m’n hoofd. Keer op keer speel ik het scenario af, zie ik de laatste selfie voor me die ik samen met jou maakte. Jouw intrieste en lege blik. Achteraf had ik de dingen natuurlijk anders willen doen, had ik die laatste dagen bij je willen blijven, had ik veel vaker muziek met je willen luisteren, maar ‘achteraf gezien’ kun je niet leven. En ik weet ook dat ik op dat moment deed waarvan ik dacht wat goed voor je was, zoals ik al die maanden al deed. Hoe moeilijk het ook was. Ik was er voor je. Ik hielp je met eten, ik gaf je drinken en ik lakte je nagels. Ik bleef haast onophoudelijk tegen je praten, probeerde je te troosten, terwijl ik me geen raad wist hoe ik voor je zorgen moest.
Een dag na de uitvaart zat ik thuis alweer in de hectiek, want er heerste Corona. Er was geen school of opvang, dus de kinderen waren 24/7 thuis. Kinderen, dat is altijd ‘aan’ staan. Er was geen tijd en ruimte voor verdriet. Geen kans om tot mezelf te komen en te voelen wat ik echt nodig had. Soms, als ik de Taizé muziek weer opzet, bijvoorbeeld als ik weer een rondje ga wandelen, komen eindelijk de tranen die gevangen zitten achter een masker die ik draag om me staande te houden in deze realiteit. Want ik ben er wel, maar eigenlijk ook niet. Het voelt alsof alles om me heen door gaat en ik me ergens in m’n eigen wereld tussen de mensen begeef. Ik leef niet verder dan een dag of 2 vooruit, plannen lukt ook haast niet en wil ik ook niet.
Moederdag.
Een week of 2 geleden sprak ik een vriendin. Door wat zij zei, kwam ik op het idee van een ‘Moederdag’. Een dag in de week die in het teken staat van jou. Een dag waarop ik tijd neem voor mezelf, om te schrijven, muziek te luisteren, met anderen te zijn, alles mag. Als ik het maar bewust doe op die dag, bewust datgene wat goed voelt. Daardoor heb ik niet de héle week onrust. Onrust over te weinig aandacht voor de kinderen, vriendlief, werk en sociale contacten. Onrust omdat ik te weinig tijd aan jou besteed en aan mezelf. Nu heb ik die ene dag, Moederdag. En dat voelt fijn.
Tegelijkertijd blijf ik schrijven. Over alles wat we afgelopen maanden doorgemaakt hebben. Soms denk ik, maak ik het niet (weer) te groot, moet ik al die narigheid niet gewoon vergeten? Dus stopte ik even met schrijven. Maar het moet uit m’n hoofd. Juist bang om te vergeten en niet later nog eens terug te kunnen lezen, dus schrijf ik het op. Maar ook om antwoorden en verklaringen te vinden, waarom de dingen zo liepen zoals ze gelopen zijn. Als ik daar klaar mee ben ga ik zoeken naar herinneringen van voor die tijd. Foto’s, verhalen en mooie gedachtes. Schrijven is voor mij een vorm van verwerken, altijd al geweest. Het is een vorm om jouw nagedachtenis in ere te houden en jou zo levend mogelijk te houden. Je was immers één van de grootste fans van mijn verhalen en een van de belangrijkste personen in mijn leven. Ik blijf je schrijven, lieve mama. Ik neem je mee, de rest van mijn leven.
Zo gaat rouwen dus.
Mijn eerste Moederdag bracht ik afgelopen week met mijn tante door, jouw jongste en enige zus. We gingen wandelen, praatten over de afgelopen tijd, over wat het doet met haar en met mij. Hoe totaal ontregeld het proces is, hoe verwarrend en overweldigend. Ik deelde mijn zoektocht in dit rouwproces, waarop mijn tante concludeerde dat ik het heus wel weet, hoe rouwen werkt voor mij. Ik ben er tenslotte achter gekomen dat ik die ene dag in de week nodig heb om met mezelf en met jou bezig te zijn en dat daarnaast het schrijven mij helpt. Voor mijzelf, mijn naasten en misschien ook wel voor mensen die mijn verhalen lezen, maar ikzelf helemaal niet ken.
❤
💕
LikeLike